Helaas, want het geld dat niet hiervoor wordt uitgegeven moet weer terug naar ’s Rijks schatkist. SportZ, de werkgroep die hier het geld beheert, zoekt nu naar praktische, uitvoerbare plannen. In deze bijeenkomst werd daartoe een aanzet gegeven. Opgemerkt moet worden dat helaas alles weer helemaal op de hoofden van de sportbestuurders terecht is gekomen. Andere deelnemers, zoals bijvoorbeeld de scholen, zijn hier naar het schijnt niet meer mee bezig.
Maar er komt op de hoofden van sportbestuurders nog veel meer terecht. En daar begon de avond dan eigenlijk ook mee. De sociale veiligheid in sport. Het NOC/NSF heeft hiervoor een wensenlijstje opgesteld. Samengevat: de 4 V’s. Verenigingen dienen te beschikken over een vereniging brede gedragscode, waar zich ieder lid aan dient te houden en ook op moet worden aangesproken. Om dit in goede banen te leiden heeft een club ook vertrouwenscontactpersonen nodig. De vrijwilligers in de vereniging dienen een V.O.G. (verklaring omtrent het gedrag) te hebben, die afgestemd is op hun functie. En bovenal ook moeten zij beschikken over vakkundig geschoolde trainer-coaches.
De discussie deze avond spitste zich toe op de V.O.G.. In hoeverre was die verplicht te stellen? Hoe lang was die geldig? Kost het geld? (n.b. voor verenigingen is het gratis). Maar vooral: hoeveel werk hebben de verenigingen daaraan. Zij moeten bij iedere aanvraag het nodige regelen. Er worden op bestuursterrein al steeds meer eisen gesteld die behoorlijk wat werk en ook kopzorgen met zich brengen. Door een voortdurende stapeling van eisen komen de bestuurders – vrijwilligers – om in het werk.